Eerste Hulp Bij Onderpresteren

Onderpresteren, dat wil zeggen dat de resultaten van een leerling veel lager liggen dan we op grond van zijn capaciteiten zouden mogen verwachten. Je spreekt van een discrepantie tussen prestatie en aanleg.

Een verkeerde conclusie is dat onderpresteren alleen voorkomt bij meer of hoogbegaafde leerlingen. Onderpresteren komt echter voor op alle niveaus. Wel is de kans groter bij een meer of hoogbegaafd kind dat het gaat onderpresteren.

In een klas met meerdere kinderen is het voor de leerkracht soms moeilijk te achterhalen wat het werkelijk potentieel van een leerling is. Als de ouders aangeven dat het kind thuis al moeilijke boeken leest en de leerkracht ziet in de klas een kind dat alleen spellend leest. Of thuis is het kind volop creatief en bedenkt en bouwt de mooiste bouwwerken maar in de klas weet het kind bij het knutselen niks te verzinnen om vervolgens iets te maken wat voldoet aan de minimale eisen van de opdracht. De leerkracht ziet bij deze kinderen dan de noodzaak niet om extra uitdaging te geven. Ze laten immers niet zien dat ze daaraantoe zijn. Ze hobbelen mee met het gemiddelde van de klas of soms zelfs daaronder.

Relatief en absoluut onderpresteren

Er wordt daarom onderscheid gemaakt tussen relatief onderpresteren en absoluut onderpresteren.

Bij relatief onderpresteren behaalt de leerling lagere scores dan op grond van diens capaciteiten verwacht mag worden. De scores liggen nog wel op of rond het klassenniveau. Dit zie je vaak bij kinderen die niet willen opvallen, niet anders dan de rest willen zijn. Relatief onderpresteren komt vaker bij meisjes dan bij jongens voor.

Bij absoluut onderpresteren behaalt de leerling lagere scores dan op grond van diens capaciteiten verwacht mag worden. De scores liggen lager dan het klassenniveau. 

Herkennen van onderpresteren 

Kenmerken van onderpresteren kinderen zijn;

  • Bang om te falen
  • Bang om te succesvol te zijn
  • Gebrek aan zelfvertrouwen
  • Gebrek aan doorzettingsvermogen
  • Gebrek aan doelgericht werken
  • Gebrekkige leer strategieën
  • Negatief zelfbeeld
  • Nemen geen verantwoordelijkheid
  • Externe locus of controle

Dit betekent in de praktijk;

  • Ze willen alles meteen goed en foutloos doen, raken gefrustreerd en ontmoedigd als iets niet ineens goed gaat.
  • Ze zijn bang voor de gevolgen van succes, zoals opvallen in de klas, nog meer lastig werk.
  • Ze zijn zelf heel kritisch op hun eigen prestaties en keuren of zwakken die doorgaans af.
  • Ze vinden het lastig aan het werk te gaan of maken de taak slordig of niet af. Bij een uitdagende taak haken ze snel af met de tekst “ik snap het niet” of “dit is saai”.
  • Ze stellen zichzelf geen doelen. Want een doelt moet je halen en stel je voor dat het gestelde doel niet gehaald wordt. Dat voelt dan als falen.
  • Ze weten niet goed hoe het leren aan te pakken. Welke stappen te nemen om een leerdoel te behalen.
  • Ze denken dat ze minder kunnen dan anderen, vinden zichzelf lastig en onbelangrijk en maken zichzelf kleiner.
  • Ze nemen geen verantwoordelijkheid voor hun eigen gedrag
  • Ze zoeken de oorzaak als iets mee of tegen zit buiten zichzelf. “Die toets was te makkelijk”, “ik had gewoon geluk”, “de leraar mag mij niet daarom heb ik een laag cijfer” of “ik kon niet leren want ik was mijn map kwijt”.

Mogelijke oorzaken van onderpresteren 

Er kunnen verschillende redenen zijn waarom een kind gaat onderpresteren¹;

  • Niet gezien worden
  • Geen erkenning krijgen
  • Gebrek een uitdaging
  • Gebrek aan motivatie
  • Gebrekkige leer strategieën
  • Aanpassingsgedrag
  • Ontoereikend leeraanbod vanuit school
  • Te weinig mogelijkheid om creatief buiten de kaders te denken
  • Ontoereikende pedagogische en/of didactische kwaliteiten van de leerkracht
  • Ontoereikende wijze van signaleren
  • Te weinig aandacht voor metacognities

Gevolgen van onderpresteren 

Onderpresteren is een soort loop, een neerwaartse spiraal waar een kind in terecht komt en waar het zonder hulp niet meer uitkomt. Waarin het zich steeds hulpelozer en onbetekenender voelt.

De gevolgen van een gebrek aan zelfdiscipline en zelfinzicht plus een weerstand tegen het nemen van verantwoordelijkheid heeft vergaande negatieve invloed. Niet alleen op schoolprestaties, het beïnvloedt het hele verdere leven van een onderpresteerder: studie, werk, relaties, gezin en meer.  Het is daarom van groot belang zo snel mogelijk in te grijpen. Bij de eerste tekenen van een afwijkende leermotivatie of weerstand tegen inspanningen die school (of pianoles of de voetbaltraining of…) van een kind verlangt².

Begeleiding

Allereerst moet er gewerkt worden aan de band tussen de begeleiders (leerkracht, ouders eventueel coach) en het kind. Zie het kind en erken diens ‘pijn’. Vooral voor ouders die vaak al een hele historie van frustraties, boosheid en uitdagend gedrag met hun kind hebben, vraagt dit veel. Maar ook van de leerkracht zal worden gevraagd achter het gedrag te kijken en het kind te zien en op een positieve wijze te benaderen.

Het is van essentieel belang dat er een open, vertrouwde omgeving wordt gecreëerd waarin het kind gezien, gehoord en positief benaderd wordt met vertrouwen naar de toekomst. Dan pas ontstaat er en klimaat waarin het kind zijn overlevingsmechanisme ‘onderpresteren’ los kan gaan laten. Het proces is hierin belangrijk, leg hier dan ook de nadruk op en niet zozeer op de uitkomst. Die laatste benadering wakkert immers het onderpresteren weer aan.

Maak het onderpresteren en het proces onderwerp van gesprek tussen alle betrokkenen. Benoem oorzaken en gevolgen van het onderpresteren en spreek doelen.  Zodat het voor iedereen duidelijk is waar in het proces ze staan en wat de verwachtingen zijn. Voor het kind is het heel belangrijk te weten wat er van hem of haar verwacht wordt. Bijvoorbeeld; huiswerk wat op tijd af is, inzet, voldoendes, enz. Ouders en leerkracht begeleiden het kind in dit proces door het te stimuleren open en eerlijk te zijn en door te zetten.

Bij verandering hoort weerstand, het vergt moed om het overlevingsmechanisme ‘onderpresteren’ los te laten. Kinderen zullen op diverse manieren reageren op deze veranderingen. Als begeleider blijf je geduldig, geef je erkenning, luister je en geef je op een vriendelijke/liefdevolle manier grenzen en sturing.

Stof tot verrijking

Passend onderwijs is essentieel en om die reden is het dus ook belangrijk na te gaan waar het kind staat in zijn schoolse ontwikkeling. Om de aanwezige kennis, hiaten en vaardigheden in kaart te brengen. De reguliere diagnosetoetsen kunnen hiervoor gebruikt worden. Daarnaast is het van belang dat school passende leerstof aanbiedt, toegespitst op de capaciteiten van de het kind. Voor een kind wat cognitief sterker is kan dat inhouden; weinig instructie, geen overbodige herhalingen en aanvullende verrijkingsmateriaal.

Verrijkingsmateriaal:

Tips voor begeleiders

  • Zie het kind
  • Leg het nut uit en waarom ze iets moeten leren
  • Geef positieve feedback
  • Fouten maken mag en is zelfs nodig voor het leren, geef eigen voorbeelden waarin iets niet meteen lukte of fout ging
  • Ontwikkelingsgelijken (peers) zijn erg belangrijk, creëer contact met peers
  • Train metacognitieve vaardigheden
  • Beloon de inspanning
  • Straf niet, het beschadigt de band en bij een externe locus of controle zal het kind de oorzaak niet bij zichzelf zoeken
  • Vraag hulp, als je er even zelf niet uitkomt

 

Bronnen:

¹ Kuipers, J. (2009) Onderpresteren. In: Handboek hoogbegaafdheid. Assen: Koninklijke Van Gorcum

², F. Raedemaekers. In: Eerste Hulp Bij Onderpresteren. Gifted@248

Tags

Terug naar het overzicht